De doorsneemens ziet zichzelf als het meest verheven schepsel in het universum. 

In werkelijkheid is hij hoger noch lager dan welk levend wezen ook. 

De doorsneemens denkt altijd dat niet hij maar anderen tekortschieten. 

In werkelijkheid bestaat er geen zelf en geen ander. 

Voor de meeste mensen is de tempel iets heiligs en de akker niet. 

Ook dit is een vorm van dualiteit die volledig met de waarheid in strijd is. 

Hoogstaande mensen zijn in staat te leven zonder te discrimineren. 

Ze zien alles zonder het te benoemen en raken daardoor nooit van de Allesomvattende Eenheid vervreemd.