Van gewone mensen wordt vaak tolerantie geëist. 

Voor hoogstaande mensen bestaat er niet zoiets als tolerantie, omdat het onderscheid tussen het ik en de ander verdwenen is. Ze hebben eik idee van afgescheidenheid laten varen en behandelen elk schepsel met dezelfde aandacht en sympathie. 

Ze leven zonder wedijver, haat of antipathie en staan voor alles open. 

Liefde, haat, verwachtingen: 

het zijn allemaal vormen van gehechtheid. 

Gehechtheid staat de ontplooiing van ons diepste wezen in de weg. 

Daarom is de gerealiseerde mens nergens aan gehecht en gaat hij onbevangen om met iedereen die zijn pad kruist. 

Zijn bestaan is een zegen voor eik levend wezen. 

Dat wat vorm heeft verschilt niet van het vormloze. Dat wat leeft verschilt niet van het levenloze. 

Dit is geen religieus bedenksel, maar een subtiele waarheid die alleen door gerealiseerde mensen begrepen wordt.