|
18/07/2002
De schande van het debat over tabaksreclame
Roken is ongezond. Wie het niet gelooft hoewel het in steeds grotere
letters op elk pakje sigaretten wordt gedrukt, kan lering trekken uit de
jongste bevindingen van de Wereldgezondheidsorganisatie. Inademen van rook
verhoogt niet alleen de kans op longkanker met twintig procent. De jongste
studies hebben aangetoond dat ook andere vormen van kanker, zoals blaas-,
baarmoeder- en bloedkanker, veel vaker dan totnogtoe werd aangenomen door
roken in de hand worden gewerkt.
Wereldwijd zijn er 1,2 miljard rokers. De helft van hen
zal voortijdig overlijden door kanker, hart- en vaatziekten of andere
aandoeningen die het gevolg zijn van hun verslaving.
Een legitieme vraag is daarom of reclame voor roken moet worden verboden.
Op voorstel van toenmalig SP-kamerlid Louis Vanvelthoven besliste het
Belgische parlement in 1998 van wel. Er kwam een totaal verbod op
tabaksreclame dat vroeger inging dan het Europese verbod dat vanaf 2006
geldt.
Daar vielen nochtans serieuze argumenten tegen in te brengen. Waarom moet
de wetgever reclame verbieden voor iets wat niet verboden is? Moet dan ook
niet de reclame voor alcohol en snelle wagens aan banden worden gelegd?
En is de overheid eigenlijk niet hypocriet in deze? Officieel is ze gekant
tegen roken en voert ze er regelmatig campagne tegen, maar intussen beurt
ze wel miljarden aan belastingen op de verkoop van tabaksproducten. En wat
gedacht van Europa dat subsidies blijft uitbetalen aan tabaksboeren in de
zuidelijke lidstaten?
Al die argumenten kwamen ten tijde van de bespreking van de
wet-Vanvelthoven ruimschoots aan bod. De uitspraak van de
volksvertegenwoordiging was desondanks dat tabaksreclame moest ophouden.
Op zich is het dus niet zo verwonderlijk dat de Senaat gisteren dit
standpunt in een plenaire stemming bevestigde. Wat wel verbazend en zelfs
schokkend is, is dat die kwestie überhaupt weer aan bod moest komen.
Dat had niets te maken met vernieuwde inzichten in het inhoudelijke debat,
maar louter en alleen met de niet aflatende lobbying van de
autosportlobby, met name van de vrienden van Francorchamps en in mindere
mate van Zolder.
Los van allerhande morele bedenkingen over energieverslindende
snelheidssporten, kun je argumenteren dat het onnozel is om voor de
Europese fanfare uit te lopen en dus een hoop inkomsten voor de streek af
te wijzen. Het Formule-1-circus wijkt dan gewoon uit naar elders en de
wedstrijd komt evengoed op de vaderlandse buis. Maar ook dat debat is vier
jaar geleden gevoerd.
Het gisteren verworpen amendement van de heren Jean-Marie Happart (PS) en
Philippe Monfils (PRL) wilde een paar jaar een uitzondering maken voor
autosportwedstrijden met wereldwijde uitstraling. Voor sommigen vormde dat
een discriminatie tegenover anders sporttakken. Ook dat is waar, maar
naast de kwestie.
Net als in 1998 blijft één principe overeind. Het is dat een zichzelf
respecterend parlement zich niet willoos voor de kar van een beschaduwde
tycoon als Bernie Ecclestone, de paus van de Formule 1, laat spannen. Dat
is waarover het écht gaat, alle andere argumenten dienen slechts om deze
schande te verdoezelen.
Bart Sturtewagen
©Copyright De Standaard |
|
|
|
|
|